Wassenaar – (Artikel uit het Twickelblad) Weidevogels zitten in de verdrukking. Op de landgoederen Santhorst en Zuidwijk zijn drie pachtboeren, de Stichting Twickel en de Agrarische Natuurvereniging Santvoorde al jaren bezig om de weidevogels te behouden. Een fraai stukje natuurbeheer in een sterk verstedelijkt gebied.
De landgoederen Santhorst en Zuidwijk liggen in het open polderlandschap tussen Den Haag, Wassenaar, Leiden en Voorschoten. In de Papenwegse & Zuidwijkse Polder pachten drie agrariërs gronden van Twickel. De boerenbedrijven zijn gevestigd op strandwallen, die 7000 jaar geleden na de laatste ijstijd zijn gevormd. Het drassige achterland wordt doorkruist door twee brede boezemweteringen; de Veenwatering en de Dobbewatering die water afvoeren naar de Oude Rijn. Stichting Twickel heeft met de agrariërs afgesproken dat de huiskavels tussen erf en Veenwatering intensief mogen worden bewerkt. De dieper in de polder gelegen delen tussen Veenwatering en Dobbewatering worden met behulp van beheerovereenkomsten extensiever bewerkt. Het beheer kenmerkt zich door rustperioden met uitgestelde maaidata of nestbescherming. Deze en andere maatregelen moeten er voor zorgen dat weidevogels de tijd krijgen om hun eieren uit te broeden en hun jongen groot te brengen.
Dalende trend
Bovenstaande tabel gemaakt op basis van de SOVON weidevogel monitoring geeft aan dat de aantallen broedparen van jaar op jaar behoorlijk kunnen fluctueren. Over het algemeen doen de Papenwegse – en Zuidwijkse polder het nog steeds goed. Landelijk is er sprake van een dalende trend; de laatste paar jaar krijgen vooral de scholekster en de kievit stevige klappen. Aangetekend moet worden dat 2013, met een lange winter en een koel voorjaar een slecht jaar voor weidevogels was. Eenduidige oorzaken van de achteruitgang zijn lastig aan te wijzen. Veelal is er sprake van een optelsom aan factoren, zoals: intensivering van het landgebruik, verlaging van het waterpeil en predatie, waarbij de vogels dienen als prooi voor andere dieren.
De achterblijvende productie van jonge weidevogels wordt als hoofdoorzaak gezien van de dalende aantallen broedparen. Het weidevogelbestand vergrijst. De vogels kunnen behoorlijk oud worden (de Scholekster wel 25 jaar) en ze zijn extreem trouw aan een eenmaal gekozen broedplek. Die oudere nog broedende generatie maskeert enigszins de achteruitgang van de populatie maar het moment dat die grijze populatie sterft, komt steeds dichterbij. Als er dan geen jonge generatie blijkt te zijn, wordt het stil in de polder.
De laatste jaren wordt er ook naar het toenemend aantal ganzen gewezen; waar veel ganzen samenkomen, zouden geen weidevogels meer willen broeden. In de winter echter scholen ganzen en kieviten probleemloos samen. Het (mogelijke) effect van ganzen op broedende weidevogels zou een interessant object van onderzoek kunnen zijn. Maar vraag is natuurlijk of het tij gekeerd kan worden en of Stichting Twickel samen met de agrariërs het weidevogelbeheer kan optimaliseren.
Mozaïekbeheer
Er zijn vele mogelijkheden om weidevogels te steunen. Mozaïekbeheer wordt vaak als een goed instrument beschouwd. Door een variatie in beweiding en maaien ontstaat er een gevarieerd weidelandschap. Om de overlevingskansen van kuikens te verhogen is het goed om percelen met een zeer kruidenrijke vegetatie als laatste te maaien. In combinatie daarmee is het aan te raden om omliggende percelen juist vroeger in het voorjaar te maaien, zodat de foerageermogelijkheden voor weidevogels worden vergroot.
Maar mozaïekbeheer heeft meer voordelen. Als tijdens het maaien brede stukken (vluchtheuvels) tijdelijk worden overgeslagen en er daarnaast zo’n twee meter slootrand blijft staan, hebben jonge weidevogels altijd een mogelijkheid om uit te wijken. De vluchtheuvels moeten ruim van opzet zijn (minimaal vijftig meter lang en drie meter breed), zodat jongen zich kunnen verstoppen voor predators. Percelen waar juist een uitgestelde maaidatum wordt gehanteerd, maar waar zich geen weidevogels bevinden, zouden eerder gemaaid kunnen worden; flexibiliteit dus!
Ook is gebleken dat het tijdelijk ophogen van het slootpeil en/of het tijdelijk laten vollopen van greppels positief uitwerkt. De overlevingskans van jonge weidevogels vergroot, omdat zij in een natte omgeving meer voedsel vinden en bovendien dekking hebben. Ook neemt de predatie af omdat, zo is gebleken uit onderzoek, predators niet van natte voetjes houden. Sowieso heeft de creatie van plas-dras gebiedjes voordelen. Bij terugkeer uit hun overwinteringgebieden moeten weidevogels namelijk flink wat voedsel opnemen om in een goede broedconditie te raken. Natte stukjes land leveren voldoende te eten op en ‘binden’ de weidevogels als het ware aan het gebied.
Handschoen opnemen
Aangezien de Rijksoverheid het agrarisch natuurbeheer steeds verder uitkleedt zijn ook de subsidiemogelijkheden voor het weidevogelbeheer verminderd. Stichting Twickel heeft in de Papenwegse – en Zuidwijkse polder haar verantwoordelijkheid genomen. Enkele jaren geleden is met de gebruikers van de gronden tussen Veenwatering en Dobbewatering afgesproken dat drie meter langs de perceelrand tot 1 augustus met rust wordt gelaten. Voor dit deel wordt geen pacht maar een gebruiksrecht betaald. Daarnaast is afgelopen winter in samenwerking met het Hoogheemraadschap de aanleg van drie plas/drasgebieden begonnen. Ook zijn met medewerking van grondgebruikers ecologische slootranden gemaakt. Uitgangspunt is beheerbare natte gebieden die onderhouden (gemaaid) konden worden om bosvorming te voorkomen.
De Papenwegse- en Zuidwijkse Polder gelden nog steeds als zeer belangrijke weidevogelgebieden. Hier hebben de weidevogels de agrariër nodig maar door intensivering van de landbouw kan de agrariër niet meer op eigen kracht de door weidevogels gewenste omstandigheden creëren. Agrariërs en stichting Twickel streven daarom in nauwe samenwerking naar een leefomgeving waarin de agrariër zijn werk economisch verantwoord kan doen en waarin weidevogels floreren. Stichting Twickel hoopt dat ook in de rest van Nederland deze handschoen wordt opgepakt.
Wilke Schoemaker, beheerder stichting Twickel en Adri Remeeus, weidevogelonderzoeker.