Op een mooie avond rijden mijn collega en ik een surveillancedienst op de snelweg. Opeens zien wij een auto met Spaans kenteken voor ons rijden. Als we de auto passeren en ik naar binnen kijk om contact te maken met de bestuurder, zie ik dat hij en zijn medepassagier strak voor zich uit blijven kijken. Het lijkt alsof zij niet door ons gezien willen worden. Door de geblindeerde zijruiten van de auto kunnen wij niet zien wat of wie er nog meer in de auto zit.
Voordat we de auto een stopteken geven voeren we eerst een bijzondere manoeuvre uit: door eerst voor de Spaanse auto te gaan rijden en daarna ernaast op de vluchtstrook, proberen we de aandacht van de bestuurder te trekken. Mijn ervaring is dat de meeste automobilisten daarop reageren, maar deze bestuurder gunt ons geen blik waardig. Mijn onderbuikgevoel zegt me dat er iets niet klopt en we besluiten om de auto te controleren.
Nadat we een stopteken hebben gegeven staan we langs de kant van de weg. Ik loop naar de bestuurder en vraag hem of hij zijn rijbewijs kan laten zien, maar ik merk dat de man mij niet begrijpt. Met handen en voeten maakt hij me duidelijk dat hij alleen maar Spaans praat. Ik vraag hem of hij geen Engels spreekt of Nederlands, maar hij schudt zijn hoofd.
Opeens hoor ik vanaf de achterbank een mannenstem die zegt: “Ik praat een beetje Nederlands”. Mijn collega en ik zijn verrast dat er blijkbaar nog meer mensen in de auto zitten. Op de achterbank zitten nog drie mannen. Ik vraag de man die een beetje Nederlands praat, om uit te stappen zodat hij mij kan helpen bij het vertalen.
De man stapt schichtig uit en kijkt angstig om zich heen. Hij heeft bloed aan zijn oor, aan zijn handen en aan zijn kleding. Ik ben bezorgd en vraag de man of het wel goed met hem gaat. Hij loopt een beetje van ons weg en zegt: ‘Ik ga alles vertellen, maar niet nu, ga naar mijn huis, ga naar mijn huis!’
Er is hier duidelijk iets niet in orde. De angst in de ogen van de man, het bloed op zijn lichaam en de opmerking dat wij naar zijn huis moeten gaan, doen ons het ergste vermoeden. Ik vraag de man of hij mishandeld is door de personen in de auto. Hij knikt bevestigend en zegt nogmaals: ‘Ga naar mijn huis.’
Ik vraag hem, voor onze veiligheid, of de mannen in de auto een vuurwapen bij zich hebben, maar dat blijkt niet zo te zijn. Direct geef ik onze bevindingen door aan de meldkamer en ik vraag om extra ondersteuning en een ambulance voor de man. Nadat mijn melding is doorgekomen gaan er collega’s naar het huis van de bebloede man, om te kijken wat zich daar allemaal heeft afgespeeld.
Langzaamaan wordt het verhaal voor ons wat duidelijker. De bebloede man blijkt in zijn woning te zijn overvallen. De vier mannen in de auto hebben hem zwaar mishandeld. Hij blijkt minimaal tien keer gestoken en heeft flinke klappen gehad. Daarna is de man meegenomen en in de auto gezet. Hij vertelt ons dat hij bang was dat zijn laatste uur had geslagen en ervan overtuigd was dat de mannen hem zouden ombrengen. Hij is ons ontzettend dankbaar dat we net op tijd zijn gekomen om hem uit de auto te halen. Anders had hij het er niet levend vanaf gebracht.
Al snel zijn meerdere collega’s ter plaatse en houden we de vier mannen in de auto aan. Op het woonadres van de bebloede man worden veel sporen van mishandeling aangetroffen. De vier mannen zijn aangeklaagd voor wederrechtelijke vrijheidsberoving, mishandeling en gijzeling en zitten vast.
Zo zie je maar weer: het belangrijkste instrument blijft toch je onderbuikgevoel.
Bron: Facebook politie Wassenaar