Tijdens onze nachtdienst komt er een melding binnen van brand in een huis. Op het adres staat een man van 85 jaar ingeschreven. Mijn collega’s en ik rennen naar de politieauto en rijden die kant op, na zes minuten zijn we er. Een andere politie-eenheid is er al, verder nog niemand. Ik zie dat de vlammen al uit de woning slaan. De brandweer is onderweg en ik hoop dat ze snel zullen komen.
Mijn collega’s komen aanlopen met een vrouw op leeftijd. Ze ondersteunen haar. De vrouw zegt dat haar partner in de achtertuin op een bankje zit. Ik neem de vrouw van mijn collega’s over. Van de buren die inmiddels wakker zijn geworden, krijgt ze sokken en sloffen. We helpen haar naar een tuinstoel en met het aantrekken daarvan. ‘Jee, wat kan het verlenen van hulp breed zijn’, schiet het door mij heen.
De vrouw is 72 jaar oud en heeft een latrelatie met de 85-jarige man die in het huis woont. Dan komt hij aangelopen, ondersteund door mijn collega’s. Ook hij neemt plaats op een tuinstoel. Hij vertelt dat hij al zijn hele leven in het huis woont dat hij nu in rook ziet opgaan. Ik heb met hem te doen, maar hij gedraagt zich kranig.
‘We zijn van het balkon gesprongen’, hoor ik de vrouw zeggen. Ik kan het eerst niet geloven. ‘Hoe bedoelt u?’, vraag ik haar. Ze begint te vertellen. Ze lag in bed en was iets voor drieën wakker geworden van rook. De hele kamer stond al blauw ervan. Ze maakte haar man wakker en wilde het licht aan doen, maar dat lukte niet. Ook een andere lamp ging niet aan. De elektriciteit was uitgevallen. De telefoon werkte niet meer en naar beneden gaan was door de flinke rookontwikkeling ook geen optie. Wat moeten we doen, vroegen ze zich samen af. Via het raam klimmen en op de aanbouw springen bleek geen mogelijkheid. Het raam kregen ze niet open.
Ik kan de paniek die zij kort ervoor gevoeld moeten hebben, bijna zelf voelen. Ze gaat verder en vertelt dat ze het balkon op is gegaan. ‘Dat was niet zomaar een kwestie van de deur openen’, zegt ze. Nee, ze heeft met kracht de hor eruit getrokken. Ik kijk naar haar handen en zie wat verwondingen door het lostrekken van de hor. Ze vertelt dat ze dat gekke ding normaal nooit open kreeg, maar toen het moést lukte het. Samen stonden ze op het balkon. Haar man twijfelde of dit wel de beste optie was, maar ze was vastberaden en zei: ‘Ik breek liever een been dan dat ik stik of verbrand.’
Ik hoor het verhaal vol ongeloof aan. Het balkon heb ik bij aankomst gezien en is minstens vier meter hoog. Zij sprong als eerste. Voor de sprong heeft ze nog wel om hulp geroepen, maar omdat het een vrijstaande woning is en het in het holst van de nacht was, heeft niemand haar gehoord. Ze ging aan het balkon hangen. ‘Ik heb mezelf zo lang mogelijk gemaakt’, vertelt ze. Dit had ze ooit ergens gezien of gehoord en daardoor zou de val minder hoog zijn. Voor ze losliet dacht ze er nog aan om niet met rechte benen naar beneden springen, want dan zou ze haar enkels breken.
Wat een held, deze vrouw, denk ik bij mezelf. Ondanks haar verwondingen die ze door de val had opgelopen kroop ze op handen en voeten naar de buren. Daar schreeuwde ze, riep, klopte en bonkte ze net zo hard, totdat de buren haar hoorden en door hadden wat er aan de hand was.
Zij belden 112. Op handen en knieën ging de vrouw terug naar het balkon. De buren zochten naar een ladder om de man die nog op het balkon stond te bevrijden, maar vonden er geen. Ook voor hem was er toen geen andere optie dan te springen. Hij vertelde mij later dat de vlammen als een mes op hem afkwamen. Wachten op hulp zou te laat zijn.
Ik bel de zoon en schoondochter van de vrouw wakker en vertel hen wat er aan de hand is. Ze wonen op een paar minuten afstand en komen er meteen aan. De brandweer en de ambulances zijn ondertussen ook aangekomen. De brandweer begint met het uitrollen van de slangen en werkt met man en macht om te redden wat er te redden valt. De ambulancemedewerkers nemen de zorg voor het bejaarde stel over. Ook zij kunnen het verhaal bijna niet geloven en nemen hen mee naar het ziekenhuis.
Precies twintig dagen later zoek ik het stel op in een revalidatiecentrum in de buurt. Gelukkig hebben ze samen een plekje gekregen om aan hun herstel te werken. Wonder boven wonder valt hun letsel gezien de sprong mee, al is het nog steeds niet niks. Allebei hebben ze een paar gebroken rugwervels. De vrouw heeft ook een rib gebroken en haar borstbeen is gekneusd. Beiden zitten onder de blauwe plekken en hebben achteraf enorme spierpijn. Desondanks beseffen ze dat ze ongelooflijk veel geluk hebben gehad.
Onder het genot van een kop koffie en heerlijke bonbons, bespreken we de nacht van de brand. We vullen elkaars verhalen aan en delen samen een bijzondere herinnering. Daarna nemen we afscheid van elkaar. Ze bedanken ons hartelijk voor alle hulp. De man kijkt naar zijn vrouw en zegt dan: ‘Deze wereldvrouw heeft mijn leven gered! Als zij de rook niet had opgemerkt, dan…’. En hij slikt zijn laatste woorden in.