Het is zondagmiddag en je maakt een fijne wandeling in het bos. Je luistert naar de fluitende vogels en knisperende blaadjes bij elke stap die je zet. Het lijkt wel of je hier helemaal alleen bent. Heerlijk, die warme zon op je gezicht. Tot je voetstappen je bij een tas brengen. Even kijken. Een portemonnee, kleingeld en een legitimatiebewijs van een jonge vrouw. Je kijkt om je heen. Niemand te bekennen. Dat is vreemd… Uit je jaszak haal je je mobiele telefoon en bel je de politie.
Kilometers buiten het bos krijgen agent Marloes en haar collega twee meldingen precies na elkaar. Eén over de tas in het bos. En de ander over een jonge vrouw die verdwenen is. Ze is vanmorgen vertrokken en niet meer thuisgekomen. Het gaat al een tijdje niet goed met haar. Haar man heeft samen met haar zoontjes van 4 en 7 jaar uren gewacht en toen de politie gebeld.
Marloes: We hebben dus een vermiste vrouw en haar tas is gevonden in het bos. Mijn collega en ik overleggen kort en we bellen de man die haar tas gevonden heeft. Ik vraag hem waar hij op dat moment is. Hij is thuis, maar hij wil ons de plek waar hij de tas heeft gevonden wel even laten zien. “Dat is zo afgelegen” zegt hij, “dat vinden jullie nooit zonder mij.” We spreken af aan de rand van het bos. Op een parkeerplaats. De man arriveert korte tijd later en neemt ons mee.
Hij vertelt honderduit over de omgeving en dat hij hier als klein jochie heeft rondgerend. Hij wijst een boerderij aan: “De familie die daar woont, ken ik nog van vroeger”. Hij kletst gezellig aan één stuk door. Dan ineens staat hij stil en kijkt hij om zich heen. “Hier is het geloof ik.” Hij heeft de tas bij de boom laten staan. Mooi, gevonden. Ik kijk goed om me heen en mijn blik richt zich omhoog. NEE. Ik schrik enorm en sta aan de grond genageld.
Wat ik zie, kan ik bijna niet geloven. Ik kijk snel naar mijn collega en de man. Gelukkig. Zij hebben niets in de gaten. Ik zeg dat we weer teruglopen en maak een beetje haast. De man heeft niets door. Hij blijft maar praten. Ondertussen breng ik mijn collega op de hoogte. Ook zij kijkt omhoog. We hebben de jonge vrouw gevonden. Maar niet op de manier waarop we gehoopt hadden.
We begeleiden de man naar zijn auto en doen ons best om het praatje zo nonchalant mogelijk mee te doen. Hij heeft werkelijk geen idee wat wij zojuist gezien hebben. Oh, daar ben ik blij mee. Wat fijn dat hem dit bespaard blijft. Hij stapt in zijn auto, we bedanken hem voor de melding, het aanwijzen en zwaaien hem daarna nog even kort uit. Dan berichten we de meldkamer. “We hebben de vrouw aangetroffen.” De specialistische eenheid van de politie komt ter plaatse voor de reconstructie. Daarna wordt ons gevraagd of wij het slechte nieuws aan haar man willen brengen. Daar gaan we…
Adem diep in en uit. Als we voor de deur staan, nemen we nog even een grote hap lucht voordat we aanbellen. We hebben dit vaker gedaan en weten dat het komende uur heftig en emotioneel zal zijn. De twee kleine jongens doen samen een spelletje op hun laptop en krijgen niet direct mee wat er aan de hand is. Tot de kreet van hun vader ook bij hen door merg en been gaat. Ze kijken verbaasd en ongerust op. Ze snappen niet wat er aan de hand is, maar zo klein als ze zijn, weten ze dat het foute boel is. Hun vader kijkt ons hulpbehoevend, bijna smekend aan. “Willen jullie het vertellen?” vraagt hij ons.
Oei. Nu moeten wij twee kleine mannetjes van 4 en 7 jaar oud vertellen dat hun moeder niet meer terugkomt. Het huilen staat mij nader dan het lachen en even baal ik dat ik voor dit beroep heb gekozen. We gaan bij de jongens op de bank zitten en vertellen, met hun kleine kinderhandjes in onze handen, dat hun moeder is overleden. Vier donkerbruine ogen staren ons aan en dan zegt die kleine hummel: “Maar mama heeft mij helemaal geen doei gezegd.”
Zie je zelf het leven niet meer zitten? Of maak je je zorgen over een ander? Bel 0900-0113 of chat via www.113.nl Anoniem, gratis en 24/7.