In maart 2020 moest ik, net als vele anderen, thuiswerken en daardoor droogde mijn werk als forensisch onderzoeker op. Na enkele weken krijg ik een melding van een overlijdensonderzoek. Zo bizar als het klinkt, ben ik opgelucht. Ik mag eindelijk weer doen waarvoor ik ben aangenomen. Hup, naar buiten!
Met een gezonde portie adrenaline kom ik aan op de locatie van het onderzoek. Ik doe mijn witte pak aan. Ik wil samenwerken en iets bereiken in deze zaak. Zo gezegd, zo gedaan. Samen met mijn collega onderzoek ik nauwkeurig de plek waar de vrouw is overleden en daarna gaan we naar het mortuarium, voor de identificatie van het slachtoffer.
We weten vrij snel wie de vrouw is. Het is een combinatie van de locatie waar ze is gevonden en het feit dat ze kort geleden als vermist is opgegeven. De uiterlijke kenmerken zijn voldoende om haar te identificeren. Het afnemen van vingerafdrukken, tandstatus of DNA is niet nodig. In overleg met de officier van justitie stellen we vast dat de vrouw niet is omgekomen door een misdrijf. Ik ben blij dat we de overleden vrouw weer ‘terug kunnen geven’ aan de nabestaanden en ga licht vermoeid, maar tevreden naar huis.
Anderhalf jaar later krijg ik bericht van een familieagent. Of wij tijdens het overlijdensonderzoek vorig jaar vingerafdrukken hebben afgenomen van de overledene? Eh, nee… daar was geen noodzaak voor. De identiteit van de vrouw konden we op andere manieren vaststellen. Ik denk meteen: “Shit!”. Haar familie wil namelijk heel graag een vingerafdruk hebben. Als herinnering en om later misschien in een sieraad te verwerken. Zou het dan een optie zijn om in haar woning nog een onderzoek te doen naar vingerafdrukken? Dat klinkt als een uitdaging, anderhalf jaar later. Maar niet geschoten is altijd mis. Ik maak een afspraak en neem een collega mee.
Als we bij de woning van de overleden vrouw aankomen worden we enorm vriendelijk ontvangen. We leggen de familie uit dat we écht niets kunnen garanderen, maar dat we er alles aan zullen doen om een vingerafdruk van haar te vinden. Ze zijn al blij dat we het willen proberen. De familie wijst ons haar kamer aan en geeft ons informatie over de spullen die vaak door haar handen zijn gegaan.
Nadat we bijna alle spullen in de kamer hebben gecontroleerd vinden we een prima vingerafdruk. Om er zeker van te zijn dat die van de overledene is, check ik de
vingertoppen van de familie. Ik herken niets van de gevonden afdruk in hun vingers; ze moéten van de overledene zijn. De familie is bijna in extase en bedankt ons duizendmaal. We lopen op wolken naar buiten, naar onze bus. Nog nooit eerder heb ik zo’n groot gevoel van dankbaarheid gehad voor mijn werk.
Na het digitaliseren deel ik de vingerafdruk van de vrouw met de familieagent. Hij heeft per slot van rekening het meeste contact met de familie, dus ik laat hem dit graag overhandigen. Twee weken later ben ik op locatie aan het werk als mijn telefoon gaat. Een collega vertelt dat er mensen naar het politiebureau zijn gekomen met twee prachtige bossen rozen voor mij en mijn collega. En handgeschreven kaartjes. Als dank voor het maken van een tastbare herinnering aan hun dierbare. Wat heb ik toch mooi werk.