Afzender heeft onderstaande brief gestuurd naar het College van B&W en de leden van de gemeenteraad.
Geacht college en leden van de gemeenteraad,
Heeft de gemeente Wassenaar zich bij de verkoop van ons gemeentelijk vastgoed aan de Algemene Beginselen van Behoorlijk Bestuur gehouden? Aan deze beginselen wordt iedere overheid geacht zich te houden. Ook Wassenaar. Ik geef hier drie voorbeelden waarbij ik mijn vraagtekens zet:
1. O&O-buurthuis, Zonneveldweg. De gemeente eiste dat de koper een concrete maatschappelijke bestemming aan het pand zou geven. De koper had dat niet gedaan en daar ging de gemeente mee akkoord. Begrijpelijk dat de omwonenden nu boos zijn want in het pand komen nu woonunits voor mensen met een zogeheten lichte problematiek. De omwonenden hebben 0,0 inbreng gehad. Is hiermee het beginsel Zorgvuldige Voorbereiding geschonden? Want het is onzorgvuldig dat noch de gemeente noch de omwonenden ná de koop de bestemming vernamen en niet eraan voorafgaande. En is hier ook het Rechtszekerheidsbeginsel geschonden. Er zou aanvankelijk sprake zijn van tien woningen in dit pand en dat zijn er nu zo’n 33 geworden. De vereisten zijn hiermee door de gemeente achteraf veranderd waardoor andere potentiële kopers op het verkeerde been waren gezet en hun plan geen kans van slagen meer had.
2. Buurthuis Polanenpark. De gemeente maakte de verkoopprocedure niet openbaar. Onze Werkgroep Kleinschalig en Collectief Wonen had via-via van de verkoop gehoord, en ruim voordat het college haar verkoopbesluit nam een bod uitgebracht; twee keer zo hoog als de Wassenaarse Bouwstichting. Ons plan met 10 kleinschalige woningen én buurthuis werd door de gemeente van de tafel geveegd met de woorden: “We zijn al in gesprek met de Bouwstichting”. Dit is mogelijk een schending van het Gelijkheidsbeginsel en het Rechtszekerheidsbeginsel. Ten eerste is de Werkgroep niet gelijk behandeld én ten tweede waren procedures en vereisten niet duidelijk. Er rustte zelfs een geheimhoudingsclausule op!
3. Koffiehuisje, Buurtweg. Vorig jaar is een plan van een koper goedgekeurd. Maar omdat een ambtenaar fouten had gemaakt, biedt de gemeente het koffiehuisje opnieuw te koop aan. Is hiermee het Vertrouwensbeginsel geschonden? Dit beginsel schrijft immers voor: “Wanneer een ambtenaar verwachtingen heeft gewekt dan moet de gemeente die verwachtingen daarna waar maken”.
Kortom, is hier sprake van structureel onbehoorlijk bestuur van onze gemeente met gemeentelijk vastgoed, en hoe komt dat? Dit vraagt om een serieus onderzoek. In het dorp is hier bij de inwoners grote ongerustheid, teleurstelling en boosheid over.
Graag verneem ik van u of en wanneer u dit onderzoek laat uitvoeren.
Met hartelijke groet,
Thea E.M. Messemaker