In mijn bijdrage van vorige week heb ik in zijn algemeenheid iets geschreven wat ertoe heeft geleid dat er wat stof is opgewaaid. Ik ga daar niet verder op in, maar ik sta nog onverkort achter hetgeen ik geschreven heb. Aangezien het officieel nu nog reces is, zal ik deze week een onderwerp bespreken dat er ook mee te maken heeft, maar waarbij ik de discussie wat meer uit de weg zal blijven. Het gaat over monisme en dualisme.
In Wassenaar kiezen wij zoals in alle Nederlandse gemeenten iedere 4 jaar een nieuwe gemeenteraad. Uitzonderingen zijn mogelijk, bijvoorbeeld in het geval van herindeling van gemeenten waarbij tussentijdse verkiezingen mogelijk zijn. Na de verkiezingen moeten de politieke partijen op zoek naar een werkbare situatie, waarbij er meestal sprake is van een coalitie die de meerderheid heeft. Het kan anders, maar daar ga ik nu niet op in.
Na de formatie gaat een college het coalitieprogramma uitvoeren, waarbij door het college vaak nieuw beleid wordt voorgesteld in lijn met het coalitieprogramma, dat vervolgens zal moeten worden goedgekeurd door de gemeenteraad. Daar is niets mis mee. Maar juist op dit punt zijn er belangrijke verschillen tussen een dualistisch en een monistisch stelsel. Bij een dualistisch stelsel, waarvan nu al een paar decennia sprake is, is er een duidelijke scheiding tussen het college en de raad. Om deze scheiding te garanderen mogen de wethouders niet tegelijkertijd lid zijn van de gemeenteraad.
Hierdoor kan de raad, geheel onafhankelijk van het college, kaders stellen en vervolgens het college op een juiste wijze controleren. In het monistisch stelsel was deze scheiding veel minder duidelijk, omdat de wethouders deel uitmaakten van de raad. Als gevolg hiervan was het een stuk lastiger voor de raad om op een onafhankelijke manier het college te controleren. Met andere woorden: de raad en met name de oppositie hebben in het dualistische stelsel meer macht gekregen.
Raadsleden opereren onafhankelijk in de raad, al maken zij vaak deel uit van een fractie en zijn zij aangesloten bij een politieke partij of een beweging. Dat de raadsleden van coalitiepartijen het veelal eens zijn met de voorstellen is verklaarbaar, omdat die in de regel voortvloeien uit het coalitieakkoord. Voor raadsleden van oppositiepartijen ligt dat anders.
Echter, de raadsleden van een grotere oppositiepartij in ons dorp zijn af en toe wel erg volgzaam. Maar dan niet aan de collegevoorstellen, maar aan de opinie van hun fractievoorzitter. Hierdoor lijkt het of zij met last zitting hebben in de raad.
In de huidige raadsperiode wordt samenwerking met coalitiepartijen door een deel van de oppositiepartijen tegengehouden en wordt er flink geageerd over het feit dat de huidige coalitie maar een kleine meerderheid (11-10) heeft. Eigenlijk zouden de oppositiepartijen in Wassenaar juist heel gelukkig moeten zijn wanneer er sprake is van een coalitie die een nipte meerderheid heeft. De oppositie heeft immers juist nu de mogelijkheid om goed samen te werken met coalitiepartijen en daarmee invloed uit te oefenen op de te nemen besluiten. Het is dan ook jammer dat door de grootste oppositiepartij hiervan geen gebruik wordt gemaakt. De huidige door deze partij ingeslagen weg om het college en de raad te overstelpen met een stortvloed van moties en amendementen (recent werd gesteld dat haar doelstelling zou zijn ten minste 3 moties of amendementen per agendapunt in te dienen), heeft een averechts effect. Als het indienen keer op keer van moties en amendementen niet goed onderbouwd is in de ogen van de overige fracties, dan wordt het immers een lege huls.
Hopelijk komt er een keer in deze vruchteloze pogingen om het democratisch proces te dwarsbomen.
Ben Paulides, fractievoorzitter Democratische Liberalen Wassenaar (DLW),