Skip to content
Doorkomst van de bevrijders aan de Rijksstraatweg. Uit het boek 'Toen hun jeugd stopte'. Archief gemeente Wassenaar

‘Je kunt niet alles zeggen wat je denkt’ – en wat daarna kwam. Een bijzonder vervolg op D-day | Voorlopig slot van ‘Wassenaarse verhalen uit de Tweede Wereldoorlog’

Ellen Klaver-Asscheman, Peter Knijnenburg
6 juni 202511 minute read

Vandaag is het 6 juni, D-Day. De dag waarop in 1944 de geallieerden landden op de kust van Normandië en daarmee de aanzet gaven tot de bevrijding van een groot deel van Europa. Daarom hebben wij deze  datum gekozen om onze reeks artikelen genaamd ‘Wassenaarse verhalen uit de Tweede Wereldoorlog’ af te ronden. Althans, voorlopig want de Tweede Wereldoorlog was in mei 1945 nog niet afgelopen.

Met deze Wassenaarse verhalen hebben wij getracht de 80 jarige herdenking van de bevrijding met persoonlijke verhalen dichtbij de Wassenaarders te brengen. Wij zien het als onze missie om deze verhalen levend te houden. Verhalen van en over  gewone Wassenaarders, die zich met gevaar voor eigen leven, en soms zelfs ten koste van hun eigen leven, hebben ingezet voor de vrijheid.

De bevrijding herdenken is niet alleen het feestvieren en dansen op de muziek van een DJ. Het is met name deze gewone mensen dankbaar zijn en blijven, omdat zij het mogelijk hebben gemaakt, dat wij deze vrijheid überhaupt kunnen vieren. En deze dankbaarheid kunnen we tonen door hun persoonlijke verhalen te blijven vertellen. Door hen niet te vergeten.  Een Joods gezegde luidt: ‘Je bent pas dood als je naam niet meer genoemd wordt’.

Vrijheid is niet vanzelfsprekend. Het hangt steeds opnieuw weer af van die gewone jongens en meisjes, mannen en vrouwen en vaders en moeders, die strijden tegen onrecht en onderdrukking.

De oorlog in Nederlands-Indië

In juli en augustus zullen wij nog een drietal artikelen wijden aan Wassenaarders, die geïnterneerd zijn geweest in de Jappenkampen in Nederlands Indië. Op 15 augustus worden de slachtoffers hiervan en de bevrijding van Nederlands-Indië herdacht bij het Indië-monument in Den Haag.

Het ligt vervolgens in de bedoeling om de 23 door ons gepubliceerde verhalen te bundelen in een boek, dat beschikbaar zal komen voor de inwoners van Wassenaar.

Peter Knijnenburg

Harry Vogels

Ellen Klaver – Asscheman

Wassenaarse verhalen uit de Tweede Wereldoorlog’ (Afl. 20);  Barth van Doorn: Je kunt niet alles zeggen wat je denkt (vervolg)

“Je kunt niet alles zeggen wat je denkt.Dat was de kop van het tweede artikel in deze rubriek ‘Wassenaarse verhalen uit de Tweede Wereldoorlog’. Het verhaal over Bart(h) van Doorn eindigde met een onbeantwoorde vraag hoe het met hem is afgelopen.

Enkele maanden na de plaatsing van het artikel kwamen Ellen Klaver en ik in gesprek met Karin van Asbeck-van Doorn, de dochter van Barth van Doorn. Dat gebeurde nadat zij contact had opgenomen met de redactie van Wassenaarders.nl over dat artikel. Zij voorzag ons van veel materiaal. Uit de door Barth op papier gezette verhalen kan zo maar een geweldig scenario voor een film worden gemaakt.

Van links naar rechts Barth van Doorn, Sam van Musschenbroek, Lieske van Musschenbroek en Robert Jan van Doorn

 

Barth kreeg Duitse les op het Rijnlands Lyceum in Wassenaar van Juffrouw Dijk. ,,Niet de mooiste”, tekende Barth op in zijn verhaal, ,,maar het was een schat van een mens”. Zij gaf de klas de opdracht mee een spreekbeurt te houden over een door hen zelf te kiezen onderwerp. Het moest wel in vloeiend Duits. Barth had thuis een boek gelezen van een bekende Amerikaanse schrijver met de titel “Inside Europe”. Daarin las hij, dat Duitsland z’n ‘Blitzkrieg’ strategie had geprobeerd in Rusland, maar door de Russen werd teruggeslagen met Stalingrad als keerpunt in de oorlog.

De Duitsers hadden, mede vanwege de geleden verliezen, mannen nodig om hun oorlogsstrategie voort te zetten. Daarom pikten ze zomaar iedere man van de straat en zonden hem naar Duitsland. Het enorm uitgedunde leger had soldaten nodig en de propagandamachine draaide op volle toeren. ,,Als je je meldde bij de SS, dan werd je de hemel op aarde beloofd. Dat was voor mij het teken iets aan anti propaganda te doen en daarover bereidde ik een spreekbeurt voor over Adolf Hitler, die de oorzaak was van alle ellende die uitgestort was over Europa”, vertelt Barth van Doorn.  In een wens om tegengas te geven heeft hij bij zijn voordracht in het Duits de gelegenheid te baat genomen om de achtergrond van het Nationaal Socialisme en van Hitler zelf en hun uiteindelijke doelstellingen, met alle gevaren van dien, toe te lichten. In plaats van de naam Hitler gebruikte hij de naam Schicklgruber, maar dat maakte het protest niet minder vlammend.

Ter toelichting: “Alois Schiklgruber was de vader van Adolf Hitler. Alois was een onwettige zoon en droeg de naam van zijn moeder. Zijn moeder huwde later met de molenaarsknecht Johann Hiedler (later Hüttler) en Alois Schicklgruber veranderde zijn naam later (op 23 november 1876) in het op Hiedler gelijkende Hitler. “

Barth vertelde over Adolf Hitler, die in zijn jeugd dacht een groot artiest te zijn, maar door de tekenacademie afgewezen werd, omdat hij de standaard bij lange na niet haalde. Hitler ging zich bezig houden met politiek, hield uren lange redevoeringen en werd uiteindelijk de grote, wrede heerser over een aanzienlijk deel van Europa. Hij was een groot gevaar. Het verhaal eindigde met de raad, je niet aan te sluiten bij deze gedachte, want hij zou het pleit in Europa toch verliezen. ,,Het verhaal heb ik zo voorzichtig mogelijk ingepakt”, schrijft Barth. ,,Maar de kinderen van de NSB’ers uit mijn klas (4 NSB/jeugdstormers) lieten er geen gras over groeien en deden hun beklag bij de rector”. Deze wist niets beters te bedenken dan Barth uit de klas te halen en in een lokaal apart te zetten. Daar heeft Barth volgens zeggen een uurtje moeten wachten om vervolgens naar huis te worden gestuurd. Intussen werd de burgemeester door een NSB moeder verder geïnformeerd en hij gelastte daarop de onmiddellijke gevangen neming van Barth.

Barth vertelt vervolgens in zijn verhaal: ,,Ik stond die middag met mijn achterbuurman te praten toen ik twee mannen zag aanbellen. Die waren even in gesprek met mijn moeder en gingen daarna weg. Toen ik naar huis ging, hoorde ik van mijn moeder, dat die heren terug zouden komen om me op te halen. Als ik er niet was zouden ze mijn moeder arresteren.” De heren kwamen inderdaad terug en Barth moest mee naar het politiebureau in Wassenaar. Hij werd daar verhoord door inspecteur Kompaan. Een fervente NSB’er.  Het gehele verhoor typte hij op een schrijfmachine. ,,Tikken was niet zijn sterkste kant en we zaten daar wel een uur of twee. En hij maar schelden op het vooroorlogse systeem van verhoren en het geluk dat dat spoedig zou veranderen.

Hij maakte, mijn zaak betreffend, van een mug een olifant. Alsof ik, Barth van Doorn,  in m’n eentje het hele Germaanse rijk ten val had willen brengen”, vermeldt Barth. Vervolgens werd hij naar een wachtkamer gebracht, waar hij zat naast een soort kapstok waaraan agenten hun jassen en koppelriemen met revolvers hadden hangen. Plotseling klonk er geschreeuw en de agenten renden op Barth af. Blijkbaar waren ze bang, dat hij hun wapens zou pakken en zou gaan schieten! Maar dat was niet in hem opgekomen. Een gemiste kans vond hij achteraf! Na een uurtje werd de zestienjarige Barth naar een cel gebracht en kreeg een deken mee om onder te slapen. Wat Barth nooit meer vergeten is, is de  tekst, die met grote letters die op de muur stonden gekrast:
“Er is niets mooiers op aard, dan een politie te paard” en “Steel je een miljoen, dan durven ze je niets te doen, maar jat je een brood, dan slaan ze je op je poot”. Hoe bijzonder, dat hij zich dit nog herinnert na alle toestanden, die hem nog zou overkomen.

Na een nacht op het politiebureau in Wassenaar werd Barth overgebracht naar de strafgevangenis in Scheveningen.
In het gebouw van de SD op de Nassaulaan hoek Javastraat in Den Haag is hij een aantal malen verhoord, hetgeen hij zich als een uiterst pijnlijke affaire herinnerde. Barth werd beschuldigd van ondergrondse activiteiten, maar dat konden ze niet bewijzen. Men heeft echter aan hem duidelijk proberen te maken dat Hitler een soort heilige was en dat het Nationaal Socialisme de enig zaligmakende levensovertuiging was. Barth van Doorn vormde volgens hen een gevaar voor de maatschappij en diende opgesloten te blijven.
Met verschillende gevangenen werd hij op 6 juni naar Vught overgebracht. Met hulp van buitenaf en van een medegevangene wist Barth echter te ontsnappen. Er werden hem vervalste papieren overhandigd en na zijn ontsnapping heeft hij een tijdje ondergedoken gezeten. Na Dolle Dinsdag (5 september 1944) was er zoveel verwarring bij de Duitsers, dat hij meende veilig  terug te kunnen keren naar zijn ouderlijk huis in  Wassenaar.

Het leven thuis bleek niet eenvoudig. Bonkaarten konden niet aangevraagd worden en elke maaltijd was kariger dan de voorgaande. Vaak ging Barth om 5 uur ’s middags met een pan naar het schoolplein van de Bloemcamplaanschool waar soep uitgedeeld werd. Die nam hij mee naar huis en dat diende als avondmaal. De bewoners van de Bloemcamplaan, de Wittenburgerweg en de Teylingerhorstlaan stonden allemaal in de kou in een lange rij hun beurt bij de soepgamellen af te wachten.

Vaak ook kregen zij huiszoeking maar daar raakte de familie inmiddels  aan gewend. De Duitsers hadden Barth immers toegesnauwd, dat hij uit een ‘slecht nest’ kwam. Zijn halfbroer, Mr. E.E.A. van Musschenbroek, was op 1 juli 1943 geëxecuteerd wegens deelname aan de overval op het bevolkingsregister in Amsterdam in maart 1943 en zijn vader was tot levenslang veroordeeld wegens medeplichtigheid. Vader van Doorn verbleef tot het einde van de oorlog in het record aantal van 161 (!!) tuchthuizen, concentratiekampen en gevangenissen, maar hij overleefde allen.

Een zwager van Barth, Koen van Someren Greve, was bij de Binnenlandse Strijdkrachten samen met zijn vriend Frank Furnée. Toen Barth weer in Wassenaar terug kwam vroeg Kees Hanegraaff of hij bij zijn groep wilde komen. Dat was in oktober 1944. Hij vroeg dit met opzet in het bijzijn van de moeder van Barth. Gezegd moet worden, dat zij zich zich bij alle afschuwelijke ervaringen als een ware heldin heeft gedragen. Voor Barth was het antwoord duidelijk en de moeder van Barth antwoordde in tranen: ‘Ja, natuurlijk moet Barth meedoen’. Barth was toen net 17 jaar geworden en de Benjamin van de groep. De groep werden ondergebracht in de Nonnenschool in de Kerkstraat, maar regelmatig sliepen ze thuis. De groep bestond uit een man of 16. Alledaagse figuren zoals Hilhorst, die een drankwinkel had in de Langstraat en Parlevliet, die groentenboer was.

Barth moest koerieren, observeren en wapens vervoeren van het depot van Gransberg aan de Laan van Koot naar de groep. Dat gebeurde onder leiding van Leen Parlevliet, de eigenaar van een winkel in Kerkehout. Met z’n tweeën reden ze een kar met wapens, bedekt met wat groen door Wassenaar. Gransberg was volgens Barth een held van de eerste orde om tussen de Duitse troepen z’n verzetswerk te doen alsof ’t een ‘makkie’ was.

Op Bevrijdingsdag moest de groep zich beschikbaar houden op last van ZKH Prins Bernhard. Ze moesten binnen blijven, want kennelijk was men bang voor een bloedbad. Alle leden van de groep kenden immers wel een paar mensen met wie een en ander te verrekenen viel. Gelukkig hadden ze zichzelf genoeg in de hand om niet tot moord en doodslag over te gaan.

Barth mocht vervolgens, als jongste van de groep, burgemeester de Blocq van Scheltinga arresteren. De mannen van de Binnenlandse Strijdkrachten zeiden tegen Barth: ,,De burgemeester heeft jou laten arresteren, nu mag jij hem arresteren. Het was natuurlijk voor DDD (Domme Daan De Blocq) een enorme belediging om opgepakt te worden door een snotaap. ,, Hij zat echter op me te wachten en ging gedwee mee. Enkele BS’ers waren daar erg blij mee. Ik heb van z’n bureau een gesigneerde foto meegenomen als souvenir”, vertelt Barth later in zijn memoires.

NSB-burgemeester Daniël de Blocq van Scheltinga

Barth van Doorn is na de oorlog een aantal jaren werkzaam geweest bij de Politieke Opsporingsdienst en op het Ministerie van Financiën, waar hij werkzaam was op het bureau Oorlogsbuit. Zijn diensttijd vervulde hij bij het Korps Mariniers.  Hij trouwde met de Engelse Ann met wie hij zijn  kinderen kreeg. Zijn verdere werkzame leven bracht Barth door in de handel, waarin hij ook daar de nodige hectiek meemaakte. Het leven van Barth van Doorn is dus alles behalve saai geweest. Maar volgens dochter Karin, sprak Barth in die tijd nooit over de oorlog. Pas later in zijn leven heeft hij zijn oorlogsbelevenissen aan papier toevertrouwd.

 

 

Peter Knijnenburg

Eindredactie Ellen Klaver-Asscheman

 

Bronnen:

Verhalen van de hand van Barth van Doorn beschikbaar gesteld door Karin van Asbeck-van Doorn

 

Tags

Barth van DoornD-dayVervolgWassenaarWassenaarse verhalen uit de Tweede Wereldoorlog
Back To Top