Skip to content
Tweede Wereldoorlog

Wassenaarse verhalen uit de Tweede Wereldoorlog (Afl. 23); ‘Straks komen de Amerikanen en dan zijn we vrij!’

Avatar foto
Ellen Klaver-Asscheman
20 augustus 20255 minuten lezen

Vorige week vrijdag 15 augustus vond in Den Haag de jaarlijkse herdenking plaats van de slachtoffers uit Nederlands-Indië. Ter gelegenheid daarvan besluiten we onze reeks Wassenaarse verhalen uit de Tweede Wereldoorlog met drie verhalen van Wassenaarse mensen, die leden onder de terreur van de Japanners in Nederlands-Indië. Dit is het derde deel en tevens het sluitstuk van de Wassenaarse verhalen uit de Tweede Wereldoorlog.

‘Straks komen de Amerikanen en dan zijn we vrij’. Met die woorden hielden Ferry Vogeler en zijn oudste broer elkaar overeind in het Jappenkamp.

Beeld van een Japans interneringskamp ‘Jappenkamp’ in toenmalig Nederlands-Indië.

Ferry werd geboren op 2 juli 1925 in Kalisat district Djember op Oost-Java. Zijn vader Adolf Vogeler was van Duitse origine en was telegraafopzichter bij de spoorwegen. Zijn moeder Eleonora Jansen was een Indo. Dat betekent dat zij zowel Europese als Indonesische voorouders had. Het gezin Vogeler bestond uit zes kinderen. In hun jeugd verhuisde het gezin vanwege het werk van vader meerdere keren.

Ferry en zijn broers en zussen hadden een onbezorgde jeugd. Ferry omschreef zichzelf als een grote kwajongen, die nogal eens regelmatig straf kreeg. De onbezorgde jeugd eindigde op het moment, dat de Japanners Nederlands-Indië bezetten.

Ferry en zijn broer werden samen in een Jappenkamp geplaatst. Zijn vader ging naar een ander kamp, terwijl zijn moeder met zijn jongste broertje en zijn zusjes in een vrouwenkamp terecht kwamen.

Veel wilde Ferry naderhand niet vertellen over de ervaringen in het kamp; ze waren te traumatisch om over te praten. Het regime van de Jappen was meedogenloos. Het kamp werd geteisterd door honger en ziektes en het gedrag van de Jappen was onvoorspelbaar. Om niets konden de jongens worden afgeranseld met een bamboestok of werden ze opgesloten.

De ellende in het kamp was ondragelijk. De eens zo ondeugende kwajongen raakte al snel zijn wilde haren kwijt. De broers hielden elkaar op de been door hoopvol naar de toekomst te blijven kijken. Als de ontberingen weer ondragelijk werden zeiden ze tegen elkaar: ‘Straks komen de Amerikanen en dan zijn we vrij.’

Persoonskaart van Ferry Vogeler uit de periode van de Japanse bezetting van Nederlands-Indië (1942-1945).

Toen Japan uiteindelijk capituleerde gingen Ferry en zijn broer op zoek naar hun familie. Na lange tijd was het gezin weer verenigd. Ze hadden de kampen overleefd, maar waren er geestelijk en lichamelijk geknakt uitgekomen. Na het vertrek van de Japanners brak de Bersiap periode aan. Indonesië wilde onafhankelijkheid en Europeanen en Indo’s waren hun leven niet meer zeker. Vader Vogeler wist het gezin aan boord van een schip naar Nederland te krijgen. Zo vestigde het gezin zich in Den Haag. Ver van het warme Indië, ontheemd en in een andere cultuur.

Ferry had vele psychische wonden opgelopen door de verschrikkingen die hij in het kamp had ondervonden. Hij maakte wel zijn school af, maar stapte geregeld op zijn fiets en bleef dagen van huis. Hij wilde vrij zijn.

Ferry trouwde met Trees, een leuk Haags meisje en het gezin kreeg twee kinderen. Maar het huwelijk was geen lang leven beschoren. Ferry kon zonder aanleiding agressief worden en zijn vrouw en kinderen mishandelen. Ook bleef hij nog steeds dagen en soms weken weg, zijn vrouw en kinderen zonder geld of voeding achterlatend.

Nadat zijn oudste broer, die zijn steun en toeverlaat was geweest in het kamp, plotseling overleed was er helemaal geen goed garen meer met Ferry te spinnen.

Trees vroeg daarop de scheiding aan. Zijn kinderen keerden zich van hem af. En ook met zijn familie was hij gebrouilleerd.

Ferry besloot zijn spullen op te pakken en in het zuiden van het land een nieuw leven te beginnen. Hij bleef de rest van zijn leven alleen. Zonder vrouw, zonder kinderen en zonder familie en zonder vrienden. Jaren later werd hij ziek en werd opgenomen in een zorginstelling in Wassenaar. Daar werd hij onderzocht door een arts voor ouderen. Deze stelde vast dat Ferry leed aan een post traumatisch stress syndroom. De Jappen hadden hem in het kamp helemaal geestelijk kapot gemaakt, waardoor hij in zijn verdere leven ook zoveel problemen had ondervonden. Zijn driftbuien, zijn ongecontroleerde gedrag, zijn hang naar vrijheid, het had allemaal te maken met zijn kampsyndroom.

Door bemiddeling van zijn mentor heeft Ferry zijn familieleden nog een keer gezien. Maar echt goed werd het nooit meer.

 In de tuin van de zorginstelling met een mede-bewoonster.

In de zorginstelling mocht Ferry niet zelfstandig naar buiten. Dat zat hem ontzettend dwars, want vrijheid was wat hij nodig had. ‘In het kamp zeiden we tegen elkaar: Straks komen de Amerikanen en dan zijn we vrij! Hier komen geen Amerikanen. Hier zal ik nooit meer vrij zijn,’ waren de trieste woorden van een man wiens leven werd verwoest en bepaald door de vreselijke ervaringen in de Jappenkampen.

Ferry Vogeler stierf op 88 jarige leeftijd op 23 december 2014 in Wassenaar. Hij werd na de uitvaartdienst weggedragen op de tonen van het lied uit de film “Bridge on the river Kwai”. Het lied dat hij altijd floot omdat het hem herinnerde aan het mooie moment dat hij werd bevrijd uit het kamp.

Zijn as werd uitgestrooid bij het Indisch monument in Den Haag, waar jaarlijks op 15 augustus de herdenking van de bevrijding van Nederlands Indië plaatsvindt.

Deel dit artikel
Tags
Ferry VogelerNederlands-IndiëTweede WereldoorlogWassenaarWassenaarse verhalen uit de Tweede Wereldoorlog
Gerelateerde artikelen

Geen reacties

Back To Top