Skip to content
Wassenaarders aan het woord

Een robuuste begroting en een dunne portemonnee

Avatar foto
Sam Babbel
24 oktober 20259 minute read
Beeld: redactie Wassenaarders.nl

Luister… dit mag je niemand vertellen hoor, maar ik heb me laatst door de Begroting van Wassenaar 2026 heen geworsteld. Nou ik zweer het je, dat was geen kattenpis, kan ik je zeggen. Een boekwerk van bijna honderd bladzijden vol cijfertjes, tabellen en woorden als toekomstbestendigfinancieel robuust en liquiditeitsprognose.
Toen ik dat las, dacht ik even dat ze het over mijn ouwe trekker hadden, die was óók toekomstbestendig, zolang je d’r maar af en toe een klots olie in gooide. Maar nee, het ging over het geld van de gemeente. Alles moet tegenwoordig toekomstbestendig zijn. Vroeger noemden we dat gewoon “het doet het nog.” 

Sam Babbel.

En financieel robuust? Klinkt alsof de gemeente in de sportschool staat, met van die dikke armen. Maar als je goed kijkt, bedoelen ze eigenlijk: we hebben nog nét genoeg om de gaten te dichten, zolang het niet gaat waaien.
En dan die “liquiditeitsprognose”….jongen, dat is gewoon kijken wat er straks in je zak zit, hè. Wat komt er binnen, wat gaat er uit en blijft d’r nog wat over voor een paar nieuwe klompen. 

Nou, het begint allemaal met goed nieuws: de lokale belastingen blijven gelijk. Dat stond met dikke letters in het persbericht:
“Wassenaar houdt de belastingen gelijk in 2026.”
Dat klinkt mooi, hè? Wethouder Laurens van Doeveren zei het zelf: “De OZB, dat is de belasting die je betaalt over je huis, gaat niet omhoog!” Maar als je beter kijkt, zie je dat de WOZ-waarde van de huizen met 4,5 procent stijgt. En omdat de OZB dáárover wordt berekend, betaal je tóch wat meer. Ze zeggen dat ze het compenseren met lagere tarieven, maar ik geloof dat pas als ik het zwart op wit zie.
Als mijn vader bij de melkfabriek had geroepen: “Baas, ik kom met extra melk, maar laat dat geld maar zitten,” dan had die baas gedacht: die is niet lekker, hoor.

In totaal wil de gemeente veertien miljoen euro ophalen aan OZB. Dat is bijna de helft van alle gemeentelijke heffingen. En dan komt er nog eens 9,5 miljoen binnen via afval, riool en water. De hondenbelasting stijgt gewoon met het inflatiecijfer van vier procent, dus Bikkie kost me straks weer wat meer. Tja, zelfs trouwe viervoeters ontkomen niet aan de inflatie.

Toch zegt wethouder Laurens van Doeveren dat Wassenaar financieel robuust is. “We investeren in scholen, cultuur, sport, zorg en leefbaarheid,” zegt-ie. En eerlijk is eerlijk: dat klinkt allemaal prima. Maar ik blijf erbij, cijfers kunnen gelijk blijven, terwijl je portemonnee dunner wordt.
De wethouder noemt het een sluitende en toekomstbestendige begroting. In goed Wassenaars heet dat: de centenboel is weer netjes op orde. De kas is dicht, geen gaten meer, en er blijft zelfs wat over om een paar lelijk uitziende transformatorhuisjes te beschilderen, een paar stoeptegels recht te leggen en een paar boompjes te planten. Wassenaar staat er dus strak bij, zeggen ze, maar ja, dat heb ik vaker gehoord.

Wat ik wél mooi vind, is dat ze extra investeren in sportverenigingen, scholen en veiligheid. De bouw van de nieuwe fusieschool achter de oude Huibregtseschool kan eindelijk beginnen, en er is geld voor de renovatie van het Adelbert College. Dat is hard nodig. Toen ik daar laatst langsliep met Bikkie, dacht ik even dat het gebouw tegen me sprak, zó kraakte het in de wind.
En dan is er nog de Warenar, het dorpshart voor toneel en muziek. Die krijgt een opknapbeurt én wordt verduurzaamd. Nou, dat vind ik een goeie zaak. Dan kunnen verenigingen als MimiCri, Excelsior en DanSwing straks bij LED-licht spelen, en misschien zelfs wat vaker optreden. Ik zeg: investeren in gezelligheid, dat betaalt zich altijd terug.

Toch moest ik even lachen bij de zin “investeren in de leefbaarheid van het dorp.” Meestal betekent dat, dat er eerst een hoop vergaderd wordt over wat leefbaarheid precies is en dat er dan een duur rapport komt met woorden als verkeersdrempels, stoepen, bomen en lantaarnpalen. Ondertussen ligt menig stoeptegeltje nog steeds los.
Maar hé, als de wethouder zegt dat het leefbaarder wordt, dan zal ik mijn adem maar even inhouden tot ik het merk. Ondertussen denk ik: leefbaarheid, dat is gewoon dat je op zaterdagochtend bij bakker Kaptein op de Luifelbaan drie bekenden tegenkomt en gezamenlijk een warm saucijzenbroodje verorbert; dat iemand “môgge Sam!” roept bij de bloemenstal aan de Haven en dat je bij storm even bij de buurvrouw kijkt of de schutting nog staat. Daar heb je geen beleidsnota voor nodig, alleen een beetje fatsoen. Maar goed, ik dwaal af. 

Waar ik nou echt even de oren van spits, is dat nieuwe gemeentekantoor. Dat komt er dus óók. En dan denk ik meteen aan dat oude betonnen blok aan de Johan de Wittstraat. Ik zweer je, als je daar een raam openzet, waait het van de andere kant weer dicht. Piepend, krakend, tochtend, een soort monument van de jaren zestig.
Airco is er niet, maar de tocht houdt je wel wakker. Toch heeft het ook z’n charme, hoor. Ik ken daar nog ambtenaren die er dertig jaar zaten met één plant, één foto van hun hond en een stapel dossiers waar de mot in zit.
Het nieuwe gebouw moet duurzaam worden, zegt wethouder Van Doeveren. Energiezuinig, circulair, gasloos. Vroeger noemden we dat gewoon zuinig zijn: je gooide niks weg, je stookte op wat je had, en als de wind meezat, was het warm in huis. Nou heet dat circulair en gasloos en krijg je er subsidie voor.
Misschien moeten we nu alvast een prijsvraag starten voor de naam van het nieuwe kantoor. Ik doe alvast een gooi: Het Hof van Wassenaar; de Dorpskamer; het Servicehuis; het Huis van Nu; Huis van Wassenaar; Het Duurzame Doolhof. En voor de liefhebbers van eerlijk taalgebruik: Kompas Wassenaar.

Er komt óók geld voor het onderhoud van wegen en de Wassenaarse Slag. En dat mag ook wel. De kuilen in sommige straten zijn inmiddels zo diep dat er paling in voorkomt. En je weet: een paling kruipt altijd terug waar hij vandaan komt.
En bij de Slag? Daar is het niet het tij dat gekeerd moet worden, maar het beleid. Als ze dat eindelijk eens recht trekken, kunnen we allemaal weer ademhalen, zelfs de meeuwen.

Toch zit er onder al dat optimisme ook een kleine waarschuwing. De wethouder zegt dat de bijdrage van het Rijk onder druk staat, vooral omdat er in Wassenaar minder woningbouw is dan elders. En dat klopt natuurlijk. We willen allemaal dat het dorp groen blijft, dat de weilanden weilanden blijven, en dat de horizon niet vol flats komt te staan. Maar ondertussen moeten we wel het voorzieningenniveau van een stad betalen, met een dorpse portemonnee. Dat rekensommetje klopt maar nét.
En dan komt nog de vergrijzing erbij. Meer mensen die zorg nodig hebben, minder mensen die ozb betalen. Ik zeg: als we met z’n allen ouder worden, laten we dan ook wat wijzer worden. Niet alles kan, maar het dorp leefbaar houden moet wel voorop blijven staan.

Laatst liet ik Bikkie uit op het speelveld bij de speeltuin aan de dr. Mansveltkade. Er stond daar een nieuw bankje, en daar wilde ik wel eens op gezeten hebben. Ik sprak een jonge moeder met een paar schattige spruiten.
“Meneer,” zei ze, “ik wil hier blijven, maar het wordt steeds duurder.”
En toen dacht ik: ja, dat is precies het punt. We willen Wassenaar behouden zoals het is, maar dat kost geld en soms ook keuzes.

Kijk, ik geef meneer Van Doeveren zijn gelijk: het is knap dat ze een sluitende begroting hebben zonder de lasten te verhogen. Maar als ik hoor dat er tegelijk miljoenen naar een nieuw gemeentekantoor gaan, dan kriebelt het een beetje. We hebben nog altijd geen plek voor de brandweercollectie, en de dorpsgeschiedenis ligt straks verspreid over dozen. In de oude sporthal De Schulpwei gaan ze padellen… jonge, jonge. Huurgeld? Dat stroomt er rijkelijk binnen, terwijl wij hier nog over kuilen en de Slag mopperen.
Weet je waar ik van droomde? Ik droomde dat er bij het nieuw te bouwen gemeentehuis een dorpsmuseum bijkomt. Een plek waar de tijd bijna stilstond. In de naastgelegen zonovergoten grastuin stond een oude spuitwagen, glimmend in het licht, alsof hij elk moment kon loeien en uitrukken, terwijl het gras zachtjes onder hem fluisterde ‘laat je zien’.
Binnen in de kronkelende gangen staan wanden vol foto’s van de kermis van 1938 etc. Kinderen renden met wapperende linten, de draaimolen kraakte zacht en leek hun lach te volgen, het dorp straalde in een tijd die tegelijk dichtbij en ver weg was. Je hoorde het gelach, het gerinkel van bellen, rook de zoete geur van suikerspin en voelde bijna de zon op je huid. Aan de wanden de schilderijen hoe het vroeger was en de verschillende verkregen voorwerpen van hen die Wassenaar lief waren.
Kinderen van nu liepen er rond, ogen groot van verwondering, handen licht trillend van het ontdekken van verhalen die al generaties oud waren. Langzaam begonnen ze te begrijpen waarom dit dorp aan zee altijd zo bijzonder is geweest: een plek waar verleden en heden elkaar zachtjes raakten, waar herinneringen fluisterden en soms zelfs glimlachten. En als ze weer naar buiten liepen, leek de zon iets langer te blijven hangen, alsof het zelf een stukje van het dorp wilde meenemen.

Enfin, we gaan het zien.

De wethouder zegt verder dat hij “investeert in scholen, cultuur, sport, zorg en leefbaarheid.” Nou, dat is precies waar het in Wassenaar om draait. En zolang ik op mijn wandeling met Bikkie nog mensen hoor lachen bij de bakker, kinderen zie rennen bij Blauw-Zwart, en de klok van de Dorpskerk op tijd hoor slaan, weet ik: geld is niet alles.
Dus, meneer Van Doeveren, ik wens u sterkte met die 95 miljoen.
En als u straks weer zegt dat de begroting robuust is, waarmee u eigenlijk bedoelt dat het veel geld kost en dat het lang meegaat, dan moet ik altijd even denken aan vroeger thuis. Bij ons was robuust gewoon de werkbank van mijn vader. Eikenhout, met een bankschroef eraan. Daar kon je een motorblok op laten vallen zonder dat-ie piepte. Dát is robuust.
En als het weer zover is, kom ik langs met mijn rekenmachine, mijn oude hond en een pot koffie. Want ik weet niet of de cijfers kloppen, maar de verhalen erachter, díe hou ik graag scherp.
Tot die tijd blijf ik gewoon doen wat ik altijd doe: mijn ozb betalen, mijn vuilnis scheiden en mijn mond open doen als het moet.
Want Wassenaar is dan misschien financieel robuust, maar het blijft bovenal een dorp vol mensen, meningen en moppen.

En dat, vrienden, is onbetaalbaar.

Sam Babbel

Deel dit artikel
Tags
ColumnSam BabbelWassenaar
Gerelateerde artikelen

Geen reacties

Back To Top