Als het om kwaliteit gaat, doet Nederland als ijsland mee met de internationale top. Maar wat consumptie betreft, lopen we achter. Een manier om daar wat aan te doen, is het ijsseizoen verlengen. „Ik ben dit jaar al een maand langer open dan andere jaren. Dan pak je de herfstvakantie nog mee en tegenwoordig hebben we vaak mooie nazomers”, zegt Luc Blok, voorzitter van het IJscentrum.
In andere landen zijn ijssalons wel langer open, vaak zelfs het hele jaar. „De paaseitjes komen met Pasen, de pepernoten met Sinterklaas. Wij gaan in maart open en in oktober dicht, we zijn gewoontedieren.” Door middel van de juiste marketing moet het volgens Blok mogelijk zijn langer open te blijven.
Zelf heeft hij sinds deze week ook een vitrine met ijstaarten, die zijn in het najaar ook te verkopen. „In juni sta ik er waarschijnlijk voor te vloeken als ik die taarten ook nog moet maken, in oktober sta ik te juichen”, voorspelt Blok.
Langere seizoenen zouden ijssalons ook in staat stellen vast personeel in dienst te nemen waardoor de uitbaters niet al het werk voor hun rekening hoeven te nemen. Want het runnen van een ijssalon is in het seizoen zeven dagen in de week, 12 uur per dag aan de bak. Veel salons gooien hun hele handel in de winter om. „Ze verkopen oliebollen of bonbons en zelfs stamppot.” De zomeropbrengst rechtvaardigt volgens Blok maar bij sommigen een wintersluiting.
Waar Nederland het vroeger moest stellen met de ijskar en hier en daar een salon, loopt het aantal ‘ijswinkels’ de afgelopen jaren stevig op. De Vereniging van Ambachtelijke IJsbereiders (VAIJ) houdt het op zo’n zeshonderd. „En er zit nog een dikke stijgende lijn in”, zegt voorzitter Maarten Colijn, net als Blok SVH Meesterijsbereider.
Nog steeds komen er zo’n twintig ijsbedrijven per jaar bij. „Op een gegeven moment krijg je verzadiging, maar zover is het nog niet, er zijn nog witte vlekken.” Op sommige plaatsen wordt het juist een beetje druk.
Als gevolg van de opgelopen prijzen voor grondstoffen staan de nog altijd goede marges nu wel een beetje onder druk. „Zuivel, suiker maar ook koekjes worden duurder”, weet Colijn. „Als ijssalonhouder moet je nu goed rekenen.” Volgens hem kunnen de ijsbereiders de kosten wel doorberekenen. „Zonder verlies van afzet.”
De gezamenlijke ijsomzet per jaar ligt ook steeds hoger. Uit een rapport van het Hoofdbedrijfschap Ambachten blijkt dat de omzet in 2003 bleef steken op 56 miljoen euro, in 2009 was dat al opgelopen tot 80 miljoen euro. „Per zaak komt het nu op 140.000 tot 150.000 euro.”
Inmiddels bestaan er ook echte Nederlandse ijssoorten zoals haringijs en dropijs. „Dropijs loopt bij de een wel maar bij de ander niet. Haringijs klinkt leuk, maar zeg nou zelf.” Luciano’s IJssalon, van Blok, bedacht samen met een paar collega’s stroopwafelijs. Dat wordt nu gemaakt door Hertog ijs. „Ze hebben het bij ons geproefd.”