Luister, dit mag je niemand vertellen… maar als ik op mijn klompen over de Schouwweg sjok en ik kijk richting Duindigt, dan hoor ik ze soms nog. Het hoefgetrappel, het gejoel van het publiek. Ook ruik ik de geur van het gras onder de paardenpoten. Dáár zat leven in.
Duindigt. Alleen al de naam roept beelden op die verder gaan dan paarden en geld. Voor mij is het ook familiegeschiedenis. Mijn opa Piet en zijn broer Klaas kwamen er vaak. Klaas had een stal in Oegstgeest en mijn opa was pikeur en chauffeur bij Prins, die een eigen renbaan had ter hoogte van de huidige Paedtslaan (verlengde van de Zijllaan). Je moet een echte Wassenaarder zijn om dat te weten! Klaas vooral behaalde de nodige overwinningen op Duindigt.

Duindigt is nostalgie, waar vooral echte Wassenaarders nog van weten en waar zijn die nog te vinden in de gemeenteraad van Wassenaar?
Het klinkt als een sprookje uit een andere tijd, maar voor oude Wassenaarders was het gewoon het decor van hun jeugd. Henkie van de Kraats, de legendarische oud-jockey die op Duindigt vele triomfen vierde, kwam bij opa Piet en bij zijn zus Pie over de vloer. Als kind luisterde ik ademloos naar de verhalen,over dravers die in volle galop voorbij stoofden, over de spanning van de totalisator, over hoe half Wassenaar zondags samenkwam langs de baan. Voor mijn familie was Duindigt niet zomaar een uitje, het was een tweede thuis.
En later, toen ik er zelf als nachtwaker werkte, voelde ik dat opnieuw. Eerlijk gezegd hoefde ik niet veel te doen. De paarden keken je zo streng aan, met die grote ogen vol vuur, dat geen dief het ooit in z’n hoofd haalde dichterbij te komen. Je waagde het gewoon niet – zo’n paard hield beter de wacht dan een hond. Maar dat was toen.
Nu is Duindigt vooral een strijdtoneel. Papier. Rapporten. Plannen die sneller in de prullenbak belanden dan je een weddenschap kunt plaatsen op Quicksilver S. Eerst villa’s, dan een hotel, dan een hippisch centrum, en tussendoor een bidboek van het Rijksvastgoedbedrijf: een gebouw van 90.000 vierkante meter, vijf verdiepingen hoog. Je moet er toch niet aan denken: tussen de eiken ineens een betonnen blokkendoos met vlaggetjes van Europapa erop.

En dan heb je Villa Betty nog. Klinkt als een theesalon, maar ’t is gewoon een slimme vent met een zak geld. Edward de Kroes (was die niet van de Vleeschmeesters?) wil een redding door bouwplannen: villa’s, seniorenappartementen, een hotel. Mooie woorden, maar in de raadszaal hoor je de twijfel knetteren: is dit een redding, of een vermomd vastgoedproject? Eerst 46 villa’s, toen 40, daarna seniorenwoningen. Steeds met hetzelfde riedeltje: “Met de opbrengst redden we de renbaan, meneer Babbel!” Jaja. Mijn buurman zei ook dat hij een nieuwe haan zou kopen toen hij z’n kippenhok verkocht. Einde van het liedje: geen kip, geen eieren, geen haan én geen vlees.
Het lijkt op mijn vaders ouwe melkkar. In z’n goeie dagen prachtig – iedereen zwaaide, de melkflessen rinkelden. Maar op ’t eind kromme wielen en een rotte bodem. Iedereen riep: “Je kan ’m toch niet wegdoen, Sam? Zoveel herinneringen!” Maar opknappen kostte meer dan hij waard was. Dáár zit je nou mee bij Duindigt.
En dan is er het Rijksvastgoedbedrijf, dat Eurojust hier wel ziet zitten, met een kantoor zo groot dat zelfs de oude tribunes erbij zouden verbleken. De wethouder die structuur en omgevingsvisie in zijn pakket heeft, Koetsier (toepasselijke naam in dit dossier), is er inmiddels van afgehaald.
De buurt heeft ook een plan: Duindigt Poort tussen Stad en Duin. Geen huizen, geen kantoren, maar natuur, kleinschalige koersen en een groene buffer. Eigenlijk gewoon: hou het een beetje zoals het was, maar geef het een nieuwe jas.
Zo schuiven de plannen als paarden in de startboxen naast elkaar. Hart voor Wassenaar spreekt van complotten, D66 waarschuwt voor aannames en de wethouder financiën, economie en sport zegt: “We laten ons niet gek maken.” Maar hoe vaker je dat zegt, hoe gekker je al bent, toch? Maar intussen wordt de spanning alleen maar groter. In de raadzaal vliegen de meningen heen en weer, en de tribune zit voller dan bij een goede koers. Je zou bijna kaartjes verkopen.
Wat mij zorgen baart, is dat in al dat politieke gedraaf de ziel van Duindigt verloren dreigt te gaan. Want voor mij – en voor velen die hier zijn opgegroeid – is Duindigt meer dan beton en gras. Het is de geur van paarden, het geroezemoes van families langs de baan, de herinnering aan opa Piet en zijn broer Klaas die hun sulky’s instapten, en aan die nachten dat ik de stallen bewaakte terwijl de paarden mij in de gaten hielden.

Dat is erfgoed. Dat is geschiedenis die je niet kunt herbouwen met baksteen of asfalt. Dus ja, er moet iets gebeuren. Duindigt is in verval, en zo kan het niet blijven. Maar laten we niet vergeten waar het werkelijk om draait. Geen enkele villa, geen kantoor, geen hotel kan die oude ziel vervangen – tenzij we besluiten dat erfgoed, sport en gemeenschap écht de kern vormen van de toekomst.
Of ze luisteren? Eind van het jaar komen de scenario’s. Dan begint het pas echt: wie krijgt de kar? Villa Betty, het Rijksvastgoedbedrijf of de buurtbewoners?
Mijn advies aan wethouder, raadslid of projectontwikkelaar: ga eerst maar eens op een bankje bij de renbaan zitten. Dan hoor je vanzelf waar Wassenaar om draait: rust, ruimte en een tikkie eigenwijsheid.
Want zoals mijn opa zaliger altijd zei:
“Luister, dit mag je niemand vertellen… maar een paard vergeet nooit waar z’n stal stond. En zo is het ook met Wassenaar.”
Sam Babbel