Wassenaar – Al in een vroeg stadium van het voorbereiden van de rieten daken tentoonstelling in Brandweermuseum Wassenaar werden we geattendeerd op een document uit Leiden van 1593. De titel van deze verordening van de Leidse overheden is “Afkeuringe van alle riet-daken”. Dat kan geen misverstand wekken. Elke stad had verordeningen op het gebeid van branden, om branden te voorkomen, over het beheer van het brandweermateriaal en over wat er in geval van brand diende te gebeuren. Meestal heette die verordeningen “brandkeur”. In Leiden was er weer eens een grote brand geweest, die gelukkig tamelijk goed was afgelopen. Dat was aanleiding voor de overheid om de voorschriften weer eens aan te scherpen.
Al in 1292 was er door de Regenten gemeld:
Zo wie eenige huyzen binnen Leyden timmeren wil, daer de zijdel weech of hooge is zestien roede voeten, of daerenboven, die zal dat huys decken mit leyen of mit tegelen, by eenre boete van tien ponden, daer of de Grabe vijf ponden, de Burchgrabe vijftich stuvers, ende de Stede vijftich stuvers
Met andere woorden: nieuwe huizen mogen alleen gebouwd worden met een hard dak, op straffe van een fikse boete. De hoogte van de huizen was van belang omdat het dak met ladders bereikt moest kunnen worden.
Het hielp niet echt, want in 1360 kwam er een nieuwe verordening:
Item zo wie eenich huys binnen Leyden timmeren wil daer de zijt-weech of hooge is zestien roede voeten of daer en boven, te meten vanden voordreppel, dat zalmen decken mit scindel van riede gemaect, of mit leyen of mit tegelen: wie des niet en dede, verbeurde tien ponden: de Grabe vijf ponden, de Burchgrabe vijftich stuvers, de Stede vijftig stuvers.
Item en zalmen voortaen binnen Leyden geen huyzen mit riet decken, ten zal gescindeldaect wezen, te weten, binnen den huyzen, ende op de vlechten geliemt. Ende zo wie eenich huys ontdecken dede om weder te decken, die zal dat liemen als voorschreven staet. Wie anders eenige huyzen dede decken dan voorschreven staet, die verbeurde van elcken huyze dat hy anders dede decken, vier ponden, ende de Decker die dat huys deckede dat niet geliemt en waer, die verbeurde aen elc huys tweenveertich stuvers. Deze boeten zal de Schout verwinnen mogen mit twee witachtige getuygen
Blijkbaar was de overheid toen soepeler, omdat er wel riet gebruikt mocht worden, als het maar met leem werd bestreken. Hier is sprake van een schindeldak, een dak van houten spanen, dat ook met leem bestreken werd om de brandbaarheid te verminderen. Blijkbaar wwerd dat in combinatie met riet toegepast.
In 1450 vond de Leidse overheid het opnieuw nodig om van zich te laten horen.
Alle huyzen, zo groot als cleyn, hooge ende lage van doen nieus te bouwen, zo wel de gevels als zijtwegen te maken van steen, ende mit hart dac te decken.
Duidelijke taal en geen onderscheid meer in de hoogte van de huizen.
In 1508 luidde een artikel uit de brandkeur:
Item de Schout mitten acht Schepenen hebben eendrachtelic gekeurt by consent ende goetduncken vander Vroetschap, dat zo wat huyzen voortaen binnen Leyden gemaect worden, tzy woonhuyzen, turfhuyzen, shuyren, loodsen of schotten, zy zijn groot of cleyn, hooge of lage, die zalmen maken mit stienen gevelen, ende van stienen zijtwegen, ende die zalmen decken mit harden dake, tzy mit tegelen of mit leyen: Wie anders eenige huyzen timmerde of deckede dan voorschreven is, die zal verbeuren tien ponden tegens den Heere, ende tien duyzent stiens, elc van vierentwintich stuvers tegens der Stede. Ende de Burgemeesteren zoudent doen af breken tot der Stede behouf als verbeurt te wezen
Nu gold de regel voor alle gebouwen en bouwsels.
De Leidse overheid gebruikte deze citaten in 1593 als inleiding en als ondubbelzinnige verklaring van de noodzaak van het toepassen en handhaven van de regel, in het belang van de Leidse inwoners, die blijkbaar niet altijd even volgzaam waren. Niet verbazingwekkend, want het vervangen van een week dak (riet of stro) door een hard dak (leien of pannen)was kostbaar, ook al omdat de constructie van het huis moest worden versterkt.