Skip to content

Elias Canetti: Party tijdens de Blitz, en de brandweermannen

23 oktober 20154 minute read

Wassenaar – Bij het voorbereiden van de tentoonstelling in Brandweermuseum Wassenaar over “Fire fighters and the London Blitz” kwam een verhaal boven water van Elias Canetti (1905-1994). Deze schrijver is vooral beroemd geworden met “Het Martyrium” Hij kreeg in 1981 de Nobelprijs voor literatuur. Vanaf 1938 woonde hij lange tijd in Londen en maakte daar ook de oorlogsjaren mee. Hij ging om met allerlei beroemde schrijvers, kunstverzamelaars en kunstenaars.

Hij schreef daarover korte verhalen die in zijn nalatenschap gevonden werden en voor het eerst in 2003 zijn uitgegeven. De Nederlandse vertaling verscheen in Privédomein in 2005, getiteld “Party tijdens de Blitz”.
Beroemde mensen passeren de revue, zoals Herbert Read, Bertrand Russell, Arthur Waley, Veronica Wedgwood, Enoch Powell.
Canetti beschrijft hoe deze mensen tijdens de Blitz gewoon doorgingen met hun societybestaan, soms in Londen, soms erbuiten. Er werden veel party’s gegeven.
Over een van die party’s schrijft Canetti:
Hij was te gast bij “Roland Penrose en zijn vriendin Lee Miller. Ze waren geheel op Parijs georiënteerd en vertegenwoordigden in de kunst het modieuze.”
“Toen de blitzkrieg boven Londen begon, een paar maanden na Duinkerken, op het gevaarlijkste moment van de Engelse geschiedenis, maakte ik in zijn huis een party mee die me bij zal blijven, ook al leef ik nog vijfhonderd jaar. Zijn huis was hoger dan de meeste andere in Downshire Hill. Het telde drie verdiepingen, de meeste andere maar twee. Maar het was wel net zo smal. Elke verdieping had hoogstens een of twee kamers. Die waren vol met drinkende en dansende mensen. Ze stonden met hun glas in hun hand, zoals dat hier gebruikelijk was, maar met expressieve gezichten, wat hier niet gebruikelijk was. Er waren ook een paar jonge officieren in uniform, levendig, levenslustig bijna, overlopend van luide zinnen, die je gehoord zou hebben als ze niet in de muziek waren ondergegaan. De dansers, vooral de vrouwen, hadden iets uitdagends en genoten zowel van hun eigen bewegingen als van die van hun partner. De sfeer was intens en broeierig en niemand trok zich iets aan van de hoorbare bominslagen, het was een onbevreesd en bovendien heel geanimeerd gezelschap. De was op de bovenste verdieping begonnen, ik kon mijn ogen nauwelijks geloven en ging naar de tweede en geloof¬de ze nog minder. Elk vertrek leek vuriger dan dat waar ik net vandaan kwam. In de lagere vertrekken zonderde men zich wat meer af, stelletjes zaten met de armen om elkaar, de muziek doorzinderde ons van top tot teen, men nam genoegen met omhelzingen en zoenen, niets maakte een wulpse indruk, in het basement, zoals het souterrain hier werd genoemd, gebeurde het verbazingwekkendste.

De buitendeur werd opengerukt, mannen met brandweerhelmen op grepen emmers met zand waarmee ze in het zweet huns aanschijns weer naar buiten renden. Ze sloegen geen acht op wat ze in het vertrek zagen, in hun haast de brandende huizen in de buurt te beschermen grepen ze bijna blindelings naar de met zand gevulde emmers. Er moeten er enorm veel hebben gestaan. De stelletjes, hierbeneden waren het er niet zoveel, bleven met de armen om elkaar zitten, niemand sprong op, niemand maakte zich los van de ander, het was alsof het hijgende, zweterige gedoe hun niets aanging, twee verschillende diersoorten die elkaar uit de weg gingen, zo leek het, maar die schijn bedroog, want de brandweer bestond die avond uit vrijwilligers uit dezelfde straat, onder wie een paar jonge schrijvers die ik bij zoveel gezwoeg nooit herkend zou hebben.”

“Ik vertrok, na ongeveer een uur, ik was niet bang of verontwaardigd: wel vond ik de onverstoorbare liefdesparen naast de hijgende brandweerlieden pijnlijk, maar die deden totaal niet verbaasd, ze renden naar binnen en weer naar buiten, ze probeerden niet tegen elkaar op te botsen, dat ze elkaar niet hinderden was voor hen even belangrijk als dat de omstrengelde stelletjes het belangrijk vonden elkaar niet los te laten. In allebei lag een soort vastberadenheid, ik was verbaasd over die zelfbeheersing van de Engelsen, die zich door niets en niemand van de wijs laten brengen”

Tags

BrandweermuseumWassenaar
Gerelateerde artikelen
Back To Top