Wassenaar – Brandweermuseum Wassenaar koestert zijn brandweerhelden zoals Gerard van de Mark, onze oprichter, Jan van der Heijden, de uitvinder van de slangenbrandspuit en Martinus van Marum, de bedenker van het kruiwagenspuitje. Maar er zijn natuurlijk veel meer brandweerhelden. Zoals Tomas uit Lověnice. In een jeugdtijdschrift uit Tsjecho-Slowakije uit 1946 staat een mooi verhaal over deze Tomas. Het tijdschrift heette toen “Voorwaarts” en “Snelle pijlen”.
Bij de grote Paasoptocht van de partizanen in Praag liep een jongen van veertien die op zijn borst een onderscheiding droeg. Hoe was ie aan die onderscheiding gekomen?
“Aan het eind van de Tweede Wereldoorlog wachtten de mensen daar vol ongeduld op de bevrijding. Het verzet in die regio was voornamelijk geconcentreerd in het brandweercorps, de enige organisatie die niet door de Duitsers was opgeheven. Tomas’ vader was al jaren brandweercommandant en vertrouwde zijn zoon vaak belangrijke opdrachten toe. Vaak ging Tomas met levensmiddelen naar de partizanen die vlakbij in het bos zaten. Hij bracht ook geneesmiddelen en verband en vooral benzine uit de verborgen voorraad van de brandweer. Vaak reed Tomas een omweg naar naburige brandweercorpsen om boodschappen en opdrachten over te brengen.
Op 5 mei 1945 reed de brandweer rond om brandweerlieden op te roepen om paraat te zijn. In de kazerne sloten ook andere mannen zich aan om lang verborgen wapens in ontvangst te nemen. In de oude brandspuit was al sinds enkele maanden geleden een mitrailleur die de parachutisten gedropt hadden, en enkele duizenden patronen verborgen. De bijeengekomen mannen zongen ontroerd het Tsjechische volkslied en met tranen in de ogen groetten zij voor de eerste maal de vlag van hun bevrijde land. De gebeurtenissen volgden elkaar toen snel op. Tomas’ vader, een voormalig officier van het Tsjechische leger, kreeg het commando in het stadje. De eerste opdracht was om de Duitse soldaten in de sporthal te ontwapenen. De Duitsers hadden de sporthal veranderd in een groot magazijn. De sporthal en de aangrenzende gebouwen waren propvol militaire benodigdheden van allerlei aard van een onvervangbare waarde.
De Duitse bewakers waren niet ingesteld op verzet en overhandigden hun wapens aan de Tsjechische brandweermannen. De soldaten werden vervolgens in het schoolgebouw gevangen gehouden. De radio-ontvangers werden in beslag genomen en Praag werd om hulp gevraagd. Het stadje bereidde zich voor om zich te verdedigen en mannen stonden op de uitvalswegen en bewaakten de ingangen van het dorp. De vrouwen verzamelden verband en richtten een eerstehulppost in. Jong en oud bouwden obstakels en drempels. In de verte hoorde men schieten en aan de hemel kon men rookwolken ontdekken. Het Duitse front was uiteengevallen en de Hitlerianen trokken zich in wilde vaart terug naar het westen. In een laatste aanval werden Tsjechische gebouwen in brand gestoken en wee degene die in de weg liep.
Het geweervuur komt dichterbij. Partizanen beginnen een aanval op de flank van de Duitse kolonne tot ze bij het eerste huis komen maar vanwege de overmacht moeten ze zich terugtrekken in het dichtstbijzijnde bos. Het stadje lijkt verloren. De Duitse golf overspoelt de open ruimte en bij de kerkmuur staan reeds de eerste Tsjechische gevangenen. De Duitsers gaan te keer als gekken. Ze plunderen woningen, breken poorten en deuren open, op zoek naar wapens. Bij de kerk wachten Tsjechische mensen voor een geweerloop op hun vonnis. Uit een huis, niet ver van de sporthal, komt een rookkolom. De Duitsers voeren hun dreigementen uit.
Tomas holde geschrokken naar huis. Daar waren alleen zijn grootvader en zijn oudere broer. “Opa, de Duitsers hebben brand gesticht bij Novotny”. “Naast de sporthal?”. Ze lopen naar buiten en gaan naar de kazerne. Onderweg voegen twee jongens zich bij hen. De kazerne is leeggeroofd, alleen de brandspuit is nog intact.
Tomas en zijn vader hebben hem vaak schoongemaakt of gerepareerd, soms heeft hij in de vakantie op de spuit mogen rijden om de motor te testen.
De poort is omvergehaald. De kazerne staat op een langgerekte helling langs de rivier. Er is maar net genoeg ruimte om de motorspuit in beweging te krijgen of af te remmen. Tomas gaat achter het stuur zitten , rijdt met matige snelheid met een precieze bocht langs de rivier. Zijn grootvader, een oude brandweerman, zit naast hem begrijpt de beslissing van de jongen. Als de motor draait maakt zijn oudere broer intussen de slangen klaar die in de richting van de sporthal worden uitgerold.
En toen de vlammen het aangrenzende huis bereikten raasde de motor van de spuit op volle toeren. Tomas bedient de sterke waterstraal. Wat gebeurt daar? Waarom richt Tomas de straal op de sporthal? Hij weet best dat het brandende huis misschien niet gered kan worden. En in de sporthal staat zoveel kostbaars. Op het moment dat de eerste waterstraal op het bedreigde gebouw neerkwam, waren in de straat scherpe schietgeluiden te horen. Het stadje kwam te hulp! Er waren hevige ontploffingen. De partizanen gebruikten granaten en pantservuisten.
Tomas bleef onbeweeglijk op zijn plaats en het geloei van de motoren was voor het de mooiste muziek van de wereld. Hij weet dat grootvader de motor kent en dat hij hem goed bedient. Rondom hen vluchten de Duitsers in grote verwarring.
DE volgende dag verzamelen de inwoners zich wederom bij de brandweerkazerne. De gemeente is al buiten gevaar, Russische tanks zijn bij het aanbreken van de dag aan komen rijden. Tomas stond in de houding naast zijn vader toen de commandant van de partizanen de onderscheiding op zijn borst speldde. “
geschreven door V. Illich, getekend door O. Šembera